in hebben en moeten missen
en verwelkomen
traag door kamers gaan
en vragen goed verstaan,
pas dan gaan
en
Ik voel de muren. Ik leg mijn hand op het steen in de zon die er op schijnt. Ik streel de geschonden plekken en ik weet weer hoe het voelde, wat ik heb geroken en gezien, hoe ik heb gedanst en hoe ik heb getast tussen deze muren. Hoe ik hier mijn gedachten heb geordend, in deze ruimte, de woonkamer.
Deze muren maakten kennis met onze klaagzangen, onze tranen, onze verlangens, onze blijheid, ons plezier en ons geluk. Deze muren waren getuige van onze liefde, onze stilte, ons rumoer, onze muziek, ons gemak. Van hoogtepunten en dieptepunten. Ze boden een thuis aan ons gezin en ons bezoek, boden bescherming aan onze kinderen, onze huisdieren, de ratjes, de konijnen en later onze kat Castro. En eerlijk is eerlijk: dit huis stelde nooit teleur. En zo hadden we weinig aansporing nodig om hier ruim 17 jaar te blijven.
Ik loop door het huis en observeer de eigenaardige combinaties van behang die we kozen om de lelijke plekken van 10 puberjaren op die muren van de kinderkamers te bedekken. De goedkoopste oplossing om het huis toonbaar te maken voor de verkoop. Ik observeer de kleuren, de verkleuringen waar ooit iets hing en waar nooit iets hing. Ik omarm de muren van de kamers van mijn kinderen en ik zijg neer op de bedden en op de herinneringen. Ik observeer de littekens en ik herinner me de verhalen die er bij horen. En terwijl ik daar zit ervaar ik de bescherming van de muren, de dragers van 17, 5 jaar wonen in dit huis in Dordrecht.
Toen wij op een zonnige dag, in het voorjaar van 2003 op de stoep voor het huis stonden ervoer ik dezelfde veiligheid die ik hierboven beschrijf. De sfeer, de jaren 30-look, de erker, het glas in lood in de bovenraampjes, het licht in alle ruime kamers klopten en waren passend voor ons gezin. We hadden na vele bezichtigingen in Rotterdam ons actieradius verbreed naar Dordrecht. Het huis had een tuin en een balkon. We vonden het fijn om naar buiten te kunnen lopen, na 8 jaar bovenhuis in Rotterdam. En zo gingen we er dus wonen.
Onze zoon had het moeilijkst toen wij in de zomer van 2003 jaar uit Rotterdam vertrokken. Zijn hechte vriendenclubje bleef daar en hij moest zich verhouden tot dit eerste grote gemis. Zijn konijn Roots verzachtte enigszins die pijn. Hij huppelde vrolijk en vrij rond in onze nieuwe stadstuin. Dat duurde tot november van dat jaar. Ongeveer een week voor Sinterklaas werd Roots in onze achtertuin gegrepen door een fret. Geen groter verdriet denkbaar voor onze gevoelige zoon. De troost zat enkele weken later in het grootse gebaar van zijn klas, die zorgden voor een nieuw konijn. Ook dochterlief had het moeilijk. Ze kon niet slapen op de kamer die zij had verkozen. Zij was bang voor inbrekers die via het balkon konden komen. Na het beschutte piepkleine kamertje waar ze vanaf haar geboorte samen met haar broer had geslapen, vond zij bovendien haar kamer veel te groot. Het was dit gemis dat haar deed besluiten te verhuizen naar het kleinste kamertje van het huis. Pas toen enkele jaren later de vriendinnetjes veelvuldig kwamen verhuisde zij terug na de grote kamer. Toen was het onze beurt: Mijn man en ik verhuisden in 2008 zelf naar het kleinste kamertje vanaf de zolderverdieping. Ik vond het vervelend om te slapen in de ruimte waar we ook werkten. En zo verkozen we de ongemakkelijke bedstee, een benauwd hokje. Ons bed paste er precies in. Misschien zag ik het als straf voor onze financiële debacles die alles hadden veranderd in 2008 en die zorgden voor ongemak en schaamte. Pas toen we elkaar en ons zelf vergaven keerden we weer terug in de lichtheid van het huis op de bovenste verdieping. Daar creëerden we een afscheiding van de werkruimte met een grote paxkledingkast.
Om o.a. deze herinneringen bekeek ik de hoekjes anders. De plekken waar ik graag zat. Ik bestudeerde het uitzicht vanuit de erker anders. Ik fietste anders door de stad. Ik was vertrouwd met mijn tochtjes; naar de sportschool, naar de yogastudio, naar het filmhuis, naar het Groothoofd, koffie en brood bij Nobel op het bankje voor de winkel, onder de grote kerk, naar M, mijn favoriete tweedehandswinkel in de lange Wijnstraat, de oudste en mooiste straat van D. Het tochtje door het Weizigtpark, de prachtige bomen daar, het station.
Ik ben veel gaan houden van de oude binnenstad; de haven, de drie rivieren die daar samen komen, het bejubelde licht door de Dordse schilders, de prachtige oude pandjes met trapgeveltjes, de Statenschool, de hofjes. Tijdens onze wandelingen door de stad groeide die liefde. Ik ben gaan houden van de Biesbosch, de nieuwe en de oude, in de boottochtjes met de kinderen, de verjaardagen die daar werden gevierd, later onze fietstochten.
En toch. We kregen nooit de band met Dordrecht die naar mijn mening hoort bij het langdurig wonen in een stad. Kwam het omdat ons werkend leven zich elders afspeelde, de kinderen een middelbare school in Rotterdam bezochten, of omdat we er geen moeite voor wilden doen? Ons leven buiten Dordrecht slokte ons op. De kinderen groeiden op en deden eindexamen en gingen elders wonen. Ons verlangen naar het wonen in het Oosten van het land, weg uit de randstad, dichter bij de natuur en stilte werd weer aangewakkerd.
En nu is het dan zover. Per 1 februari zullen we dit huis en de stad verlaten. En met dit naderende afscheid, houd ik meer van dit huis en deze stad dan ooit. In hebben en moeten missen schuilt liefde.